65 procent van de leerkrachten in het basisonderwijs heeft kinderen in de klas die opgroeien in armoede. Dat blijkt uit een online peiling van DUO Onderwijsonderzoek & Advies onder zevenhonderd leerkrachten.
De leerkrachten herkennen armoede het vaakst aan kleding en schoeisel van de leerlingen, de vakantieverhalen in de klas, het feit dat ouders niet kunnen betalen voor buitenschoolse activiteiten en de persoonlijke hygiëne van kinderen.
76 procent van de leerkrachten zegt dat opgroeien in armoede een negatieve invloed heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Volgens 55 procent heeft armoede een negatieve invloed op de leerprestaties. 46 procent heeft ooit ten behoeve van een leerling in armoede contact gehad met de gemeente, Stichting Leergeld, het schoolmaatschappelijk werk of een andere organisatie.
De meerderheid van de leerkrachten meldt dat de school maatregelen heeft voor kinderen die opgroeien in armoede. De school verwijst bijvoorbeeld naar hulporganisaties of heeft een potje voor deelname aan buitenschoolse activiteiten.
“Het is goed dat scholen ouders helpen om hulp te vinden als ze dat willen”, zegt Tom van Yperen, expert kwaliteit jeugdstelsel bij het Nederlands Jeugdinstituut. “En dat ze kinderen de mogelijkheid bieden om mee te doen aan álle schoolactiviteiten. We weten dat armoede een negatieve uitwerking kan hebben op de ontwikkeling van kinderen. Armoede is een bekende risicofactor, net als leven in een achterstandsbuurt. Maar pas op: denken in termen van risicofactoren kan stigmatiserend werken, alsof een kind in een gezin met armoede niet goed wordt opgevoed. Ook in een liefdevol gezin in armoede kan een kind zich geborgen voelen. Beschouw de hulp en steun aan deze gezinnen dus niet als een brevet van onvermogen, maar als een extra steun in de rug om hun kansen te vergroten.”
Bron: DUO Onderwijsonderzoek & Advies; Nederlands Jeugdinstituut.
Meer informatie