Gemeenten en scholen zijn op zoek naar interventies die kinderen en jongeren ondersteunen bij herstel en perspectief na de coronaperiode. Sociaal-emotioneel welbevinden is een belangrijk aandachtspunt, dus er lijkt vraag te zijn naar socialevaardigheidstrainingen. Maar hoe weet een school of gemeente of een training effectief is? We weten steeds beter wat werkt, dus benut die kennis, zegt Inge Bastiaanssen van het Nederlands Jeugdinstituut.
Eerst een nuchtere constatering: van 90 procent van wat we doen in het jeugdveld weten we nog niet hoe effectief dat is. Dat geldt ook voor socialevaardigheidstrainingen voor kinderen en jongeren. Dat is op zich niet erg, zegt Inge Bastiaanssen, projectleider van de databank Effectieve Jeugdinterventies. “Als we maar blijven leren met elkaar, en in ieder geval de dingen doen waarvan we ondertussen wél weten dat ze werken.”
Twee recente onderzoeken geven nieuwe inzichten in de effectiviteit van interventies voor het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden. Een van die inzichten is dat interventies met een specifiek doel effectiever zijn dan brede interventies. Dat is relevant, vindt Bastiaanssen, die een wildgroei ziet aan socialevaardigheidstrainingen. “Ik zie beloftes als: na zes bijeenkomsten van een uur is uw kind weerbaarder, minder angstig en teruggetrokken, en kan het beter omgaan met zijn gevoelens. Dat kan natuurlijk niet. Kies daarom één specifiek doel, bijvoorbeeld iets dat erg speelt in een klas. Meer is in dit geval echt niet beter.”
Drie werkzame elementen
Uit de onderzoeken blijkt daarnaast dat er bepaalde werkzame elementen zijn. “Als je een interventie kiest, zorg er dan voor dat die elementen er in ieder geval in zitten.” Bastiaanssen noemt er drie. “Als eerste psycho-educatie: kinderen inzicht geven in bijvoorbeeld hun gedrag en in de basisemoties.”
“Een tweede werkzaam element is het oefenen van het beoogde gedrag. Bijvoorbeeld door een kind aan een ander kind te laten vertellen over een moeilijke gebeurtenis, of een pestervaring. Hoe vertel je dat? En hoe reageer je daarop? Het gaat erom dat kinderen het zelf ervaren, en dat ze blootgesteld worden aan datgene wat ze moeten leren.”
Het derde werkzame element: een interventie moet leuk zijn. In het algemeen helpt dat om sneller te leren. Maar van alleen een leuke training worden kinderen niet weerbaarder. Het gaat dus om het doel dat je wilt bereiken. “We weten dat bijvoorbeeld interventies met veel fysieke oefeningen, zoals ontspanningsoefeningen, niet werken om kinderen weerbaarder te maken. Of oefeningen die het zelfvertrouwen moeten opkrikken, zoals een plankje doormidden slaan. Maar kinderen vinden het wel leuk. Als je dat belangrijk vindt, zorg er dan in ieder geval voor dat het niet ten koste gaat van de dingen die wél werken om kinderen sociaal vaardiger te maken.”
Veerkracht versterken
Veel gemeenten en scholen zijn op zoek naar interventies die de veerkracht van kinderen en jongeren versterken. Bastiaanssen benadrukt dat één interventie alleen niet voldoende is. “We moeten met elkaar een klimaat creëren waarin kinderen goed kunnen herstellen. En we hebben een samenhangende en doelgerichte aanpak nodig voor de kinderen die meer ondersteuning nodig hebben. Daarbinnen kun je effectieve interventies inzetten.”
Effectief of niet?
Hoe weet je als school of gemeente of een socialevaardigheidstraining effectief is? Een eerste stap is te kijken of de training is opgenomen in de databank Effectieve Interventies. Vaak is dat niet het geval, vanwege de eerder genoemde 90 procent. “Dan is het belangrijk om te vragen waar de interventie zich op richt. Welk doel heeft de training? Een superkind na zes lessen? Of beter: zestien keer een uur specifiek gericht op het vergroten van weerbaarheid?”
“Vervolgens kun je vragen: wat zijn de werkzame elementen? Als de interventie vooral bestaat uit ontspanningsoefeningen moet er een belletje gaan rinkelen.”
Bastiaanssen adviseert scholen en gemeenten om in gesprek te gaan met aanbieders van trainingen. “Hoe weten ze dat hun training echt werkt? Halen ze ervaringen op van kinderen, jongeren en ouders? Wat doen ze aan verbetering van hun interventie? Je voelt echt wel aan of ze een goed verhaal hebben.”
Doel voor ogen
Het belangrijkste is het doel dat scholen, gemeenten en andere partners met elkaar voor ogen hebben, zegt Bastiaanssen. “Wat wil je bereiken met kinderen en jongeren? Wat is het probleem op school, en met welke interventie ga je dat het beste aanpakken? Als je echt resultaten wilt behalen, en niet alleen wilt afvinken dat je een interventie hebt, dan kom je er samen wel uit.”