Waar lopen scholen in het voortgezet onderwijs tegenaan als ze willen werken aan het welbevinden van leerlingen? Het Trimbos-instituut zet het in een blog op een rij aan de hand van de ervaringen van scholen, onderzoekers, interventie-eigenaren en gemeenten. Het Trimbos-instituut komt ook met een gezamenlijke oplossingsrichting: sturing, een heldere visie en duidelijke rollen.
Waar scholen tegenaan lopen
1 Een overweldigend aanbod
Scholen weten vaak niet waar ze moeten beginnen met het zoeken naar een passende interventie. Zo zijn er databanken waarin scholen het grote interventie-aanbod kunnen bekijken. Alleen al in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut staan ruim 80 interventies die scholen in kunnen zetten. Het aanbod is echter versnipperd. Er zijn allerlei verschillende aanbieders en het aanbod is verdeeld over bijna 40 uiteenlopende thema’s, zoals stress, positieve ontwikkeling, welbevinden, klassenklimaat, sociale vaardigheden en scheiding. Daarnaast zijn er ook nog heel wat interventies beschikbaar die niet in de databanken staan. Denk bijvoorbeeld aan lesmaterialen die ontwikkeld zijn door scholen zelf of andere partijen zoals GGD’en. Een overweldigend aanbod dus.
2 Onduidelijkheid over de kwaliteit
Ook is er onduidelijkheid over de kwaliteit. In de databanken wordt bijvoorbeeld wél duidelijk aangegeven in welke mate een interventie onderbouwd is en hoe effectief de interventie is. Maar bij interventies die niet in de databanken staan is hierover veel minder bekend. De vaak voorkomende vraag van scholen ‘Is dit een goede interventie?’ blijft dus met regelmaat onbeantwoord. Meer inzicht in werkzame elementen kan hierbij helpen. Werkzame elementen zijn onmisbare onderdelen die zorgen dat een interventie werkt. Als deze elementen ontbreken, werkt de interventie niet of is deze minder effectief. Veel interventies hebben dezelfde ingrediënten en daarmee gedeelde werkzame elementen. Inzicht in deze elementen draagt bij aan het identificeren van de specifieke toepassingsgebieden en beperkingen van een interventie. Inmiddels zijn er via ZonMw enkele projecten gestart en afgerond die onderzoek doen naar werkzame elementen in interventies gericht op het vergroten van het welbevinden van de jeugd.
3 Moeite met de juiste match vinden
Niet alleen de grote hoeveelheid aan interventies en de soms onduidelijke kwaliteit van een interventie maken het lastig om een keuze te maken. Ook het ontbreken van onderscheid tussen interventies en een integrale aanpakken belemmert het vinden van een juiste match. Waar een interventie vaak bestaat uit een kortdurende lessenserie voor leerlingen, is een integrale aanpak breder. Binnen een integrale aanpak wordt vanuit een gezamenlijke visie gewerkt aan een plan voor de lange termijn. Hierbij vinden verschillende typen activiteiten plaats op meerdere lagen in en om de school. Denk hierbij aan het klas- en schoolklimaat, het schoolteam, de thuisomgeving, zorgpartners en de gemeente. Het onderscheid tussen een interventie en een integrale aanpak is voor scholen belangrijk: een ‘losse’ interventie kan bínnen een (bredere) integrale aanpak worden ingezet. Het risico bestaat dat je met een enkele interventie maar een deel van het probleem aanpakt of dat het effect ervan na enige tijd weer uitdooft. Daarom wil je dat deze goed landt binnen een bredere aanpak. Om scholen te ondersteunen bij het kiezen van een interventie binnen een integrale aanpak, wordt het komende jaar vanuit de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd en Gezin Centraal een product ontwikkeld om scholen te ondersteunen bij het maken van de keuze.
Waar interventie-eigenaren tegenaan lopen
Er zijn heel wat interventie-eigenaren die wel geld hebben voor de ontwikkeling van een nieuwe interventie, maar geen geld hebben om de interventie vervolgens duurzaam te implementeren en door te ontwikkelen. Daarnaast hebben interventie-eigenaren voldoende geld nodig om te investeren in langdurig effectonderzoek. Met dergelijk onderzoek kunnen de effecten van de interventies getoetst worden en kan de interventie waar nodig aangepast worden. Ook hier is geregeld geen of te weinig budget voor. Interventie-eigenaren kloppen vervolgens aan bij kennisinstituten zoals het Trimbos-instituut, die ook geen financiële structuur hebben om interventies duurzaam te implementeren. Het resultaat? Verouderde interventies die in de loop van de tijd niet meer aansluiten bij de behoeften in de praktijk.
Waar gemeenten tegenaan lopen
Gemeenten worden gestimuleerd gebruik te maken van erkende interventies. Oftewel, goed onderbouwde en effectieve interventies uit een databank. Echter, de praktijk leert dat zij te maken krijgen met interventies die niét in een databank staan en waarover onvoldoende bekend is over de onderbouwing. Hierbij lopen gemeenten dus tegen dezelfde uitdagingen aan als scholen. Momenteel wordt er een beslistool ontwikkeld voor gemeenten om afwegingen te maken rondom interventies.
Oplossingen
Het Trimbos-instituut constateert dat er voor alle partijen knelpunten zijn. Daarom heeft het interventielandschap volgens het Trimbos-instituut het volgende nodig:
1 Een regisseur met mandaat die kan zorgen voor sturing
Die regie is nu nergens belegd, met het risico dat het wiel vaak opnieuw wordt uitgevonden. Dat is een aandachtspunt in een onderwijscontext die gepaard gaat met hoge werkdruk en hardnekkige lerarentekorten. Door regie op het interventielandschap kunnen spaarzame middelen efficiënter worden ingezet.
2 Een heldere visie om richting te bepalen en financiële middelen efficiënt in te zetten
Een visie is nodig om richting te bepalen en financiële middelen efficiënt in te zetten. Denk bijvoorbeeld aan vragen als: Wanneer vinden we dat er genoeg interventies zijn op een bepaald thema? Wie bepaalt op welke thema’s geen extra interventies nodig zijn of toegekend kunnen worden? En hoe zorgen we ervoor dat wetenschappelijke kennis over werkzame elementen meegenomen wordt in interventies? Bij het uitdenken van de visie en het interventielandschap kunnen verschillende kennisinstituten, ieder vanuit hun eigen expertise, meedenken.
3 Duidelijke afspraken over rollen en taken
Welke organisatie heeft welke rol, wie heeft eigenaarschap over welk onderdeel, en welke middelen zijn hiervoor nodig? Wat is bijvoorbeeld de rol van de overheid, kennisinstituten, universiteiten en subsidieverstrekkers in het interventielandschap?
Afsluiting
Het blog sluit af met de hoop:
Dit moet uiteindelijk bijdragen aan het einddoel: een goed welbevinden van onze jeugd.
Bron: Trimbos-instituut.