Scholen moeten (nog) meer aandacht hebben voor de persoon en omstandigheden achter de leerling. En zij moeten gedrag (waaronder verzuim) zien als een signaal voor tijdige interventie, ook op of via school, in plaats van als een ‘automatische’ indicatie voor voortgezet speciaal onderwijs of het plaatsen op een lager onderwijsniveau. Dat concludeert het Kohnstamm Instituut in het rapport ‘Niet thuisgeven; Schooluitval vanuit het perspectief van leerlingen’.
Het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden thuiszit en niet naar school gaat – ‘thuiszitters’ – stijgt. Een stijging die het Kohnstamm Instituut al jaren ziet en die doorzet, ondanks de inspanningen die voortvloeien uit het Thuiszitterspact (2016) of Passend onderwijs (2014). Vanuit de onderwijspraktijk wordt de omgang met leerlingen met gedragsproblemen als moeilijk ervaren en in verband gebracht met het aantal thuiszitters dat niet terugloopt maar zelfs oploopt.
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) heeft in 2017 daarom subsidie beschikbaar gesteld voor praktijkgericht onderzoek naar gedrag en (passend) onderwijs: ‘Leraren, in primair en voortgezet onderwijs, vinden passend onderwijs vaak een belasting. Vooral de omgang met en aanpak van leerlingen met probleemgedrag vinden zij moeilijk’ (NRO, 2017).
Aannames uit literatuur
Op basis van de empirische wetenschappelijke literatuur was de verwachting vooraf:
Voorts werd aangenomen:
Uitkomsten rapport
Een aantal aannames zoals hiervoor genoemd is in het rapport ‘Niet thuisgeven; Schooluitval vanuit het perspectief van leerlingen’niet bevestigd.
Het Kohnstamm Instituut vond:
Ook vond het Kohnstamm Instituut: