In het voortgezet onderwijs sporten jongeren steeds minder. Dit geldt zeker voor leerlingen van het vmbo: zij bewegen een stuk minder dan hun leeftijdsgenoten. Kan dat ook anders? De winnaar en drie genomineerden van de verkiezing Sportiefste School van Nederland 2023 delen hun visie, aanpak en tips. Zodat jij er op jouw school ook mee aan de slag kunt!
Vmbo-scholen met een bijzondere beweegaanpak
Het gaat om vier scholen:
Wat deze scholen gemeen hebben is een heldere visie op bewegen én een sterk gemotiveerde vaksectie. Andere overeenkomsten zijn extra uren bewegingsonderwijs en een breed sportaanbod. Daarbinnen kiest elke school een eigen unieke focus en aanpak. Hoe hebben deze scholen dat voor elkaar gekregen, met alle uitdagingen die het vmbo kent? We zoomen in op negen onderdelen van hun aanpak.
1. Formuleer een heldere visie op bewegen
Het begin van een heldere visie op bewegen formuleren is volgens de deelschoolleider van Kiemm uit Amsterdam jezelf uitspreken. “Wij zijn een beweegschool. Bewegen is een natuurlijke behoefte van kinderen en dat willen we faciliteren. Dat komt terug in extra sportlessen, maar we hebben een bredere visie op gezondheid. Kinderen nuttigen bijvoorbeeld geen snacks en frisdrank op onze school. Ook gebruiken ze hun mobiele telefoon de hele dag niet, iets waar ze inmiddels aan gewend zijn. Wat je ziet is dat kinderen weer met elkaar praten in de pauzes, in plaats van op een scherm kijken. Die verbinding staat centraal in onze visie, en daarbij speelt samen bewegen een belangrijke rol.”
Dat je geen pur sang beweegschool hoeft te zijn om meer te bewegen op het vmbo, bewijst Campus 013 uit Tilburg. “In de kern zijn we een gewone vmbo-school, met naast sport bijvoorbeeld ook techniek, zorg en groen. Maar dat we zoveel sport aanbieden voor álle leerlingen, brengt de school wel heel veel. Bewegen zorgt voor welkome verbinding in onze school, die een fusie is van een reeks kleinere vmbo’s. En het heeft ook geholpen het gedrag van onze leerlingen te verbeteren. Zo is sport betekenisvol voor het welbevinden van alle leerlingen.”
2. Zorg voor extra uren bewegingsonderwijs
Alle genomineerde vmbo-scholen bieden uiteraard bovengemiddeld veel uren LO (Lichamelijke opvoeding) aan. Zowel in het reguliere programma, als in de vorm van keuzevakken of workshops en toernooien.
Op het Stanislas in Rijswijk beginnen de onderbouwleerlingen zelfs dagelijks met een uur sport en dat is bijzonder. Kinderen die voor deze school kiezen, doen dat dan ook bewust. Als gevolg schrijven veel beweeglijke leerlingen zich juist in op deze school. “Door eerst lekker te sporten kunnen ze direct hun energie kwijt en heerst er meer rust en concentratie in de klas. Na het sporten plannen we bewust twee belangrijke leervakken, meestal wiskunde en Nederlands. Docenten merken het ook echt in de toetsweek, als er ’s ochtends niet gesport is.”
3. Durf te kiezen
Zoveel meer uren gymles en al dat buitenschoolse aanbod. Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Op Da Vinci zijn de lesdagen iets langer om al dat sporten in te passen. Op Kiemm hebben ze Kunst uit het reguliere programma gehaald, dat is als keuzevak beschikbaar. Het Stanislas ging in de breedte terug van lessen van 50, naar 45 minuten per les. “Dat kostte wel wat overtuigingskracht hoor. Maar onze collega’s zien in dat meer tijd voor sport juist ten goede komt aan de concentratie tijdens bijvoorbeeld wiskunde.”
4. Zorg voor een gevarieerd sportaanbod
Belangrijk is ook om het bewegen aantrekkelijk te maken door een gevarieerd aanbod van sporten aan te bieden. En ook daar blinken de genomineerde scholen in uit. Een kleine greep uit het aanbod: boulderen, open water zwemmen, vechtsport, boogschieten, fitness, mountainbiken, schaatsen, kanoën, hardlopen, frisbee, 3x3 basketbal, ... enzovoorts!
De leerlingen denken actief mee over het sportaanbod, in de leerlingenraad, of via enquêtes en gesprekken.
5. Ga creatief om met accommodatietekort
Waar de scholen tegenaan lopen, is het tekort aan accommodaties in Nederland. Als je de leerlingen veel uren én veel soorten sport wilt bieden, is dat best een uitdaging. Er moet plek zijn en het moet in het rooster passen.
Kiemm lost dat creatief op door het buitenwater in de buurt te benutten en daar open water zwemmen en kanoën aan te bieden. Ook gaan ze met de onderbouw hardlopen in het Oosterpark. Deze school benut de openbare ruimte verder voor lessen freerunnen en longboarden.
Campus 013 is hierover veel in gesprek met de gemeente. “Raak niet in paniek, maar schakel om naar de sporten die je wél kunt bieden, in accommodaties waar wél ruimte is. Nu zijn we dus ineens aan het schaatsen en het boulderen.”
Ook het Stanislas werkt samen met lokale sportverenigingen, maar ook met de lokale jumpsquare, het zwembad en fitness. “Daarbij is goed overleg wel belangrijk. Je wilt ook niet in alles afhankelijk zijn van instellingen in de buurt. Sommige sporten halen we bewust wel de school in.” Da Vinci heeft mede om die reden inmiddels een fantastische eigen accommodatie. Deze school beschikt over goed geoutilleerde sportzalen in het hart van de school. Zij kozen ervoor het geld dat ze kwijt waren om overal ruimte te huren, te bundelen en zelf te bouwen.
6. Zet persoonlijke ontwikkeling centraal
Deze vmbo-scholen proberen hun leerlingen te motiveren door op een creatieve manier om te gaan met prestaties en beoordeling. Op het Stanislas en Kiemm krijgen leerlingen geen cijfers meer voor de gymles. In plaats daarvan ligt de focus op ieders persoonlijke ontwikkeling.
Het Stanislas beoordeelt leerlingen op een totaal van aanwezigheid, inzet en sportvaardigheden. “Als jij in de eerste les al een perfecte salto kunt, is dat prachtig. Maar een leerling die zich week na week zwetend inspant om het te leren, en héél ver komt, maar het misschien nog nét niet kan? Die verdient die goede beoordeling net zo hard.”
Om de gymlessen wel uitdagend genoeg te houden voor iedereen, geeft Stanislas de sportlessen op bewegingsniveau. “Drie keer per jaar doen onze leerlingen een motorische vaardighedentest om te zien of ze nog in de juiste groep sporten, of kunnen doorschuiven. Groepsdoorbroken sporten levert de leerlingen veel op, want iedereen sport met gelijkgestemden. Minder vaardige leerlingen krijgen ineens ook volop de bal. En de talenten kunnen in hun eigen groep echt excelleren.
7. Combineer bewegen met executieve functies
Dat sport leuk is, spat van deze scholen af. Maar sport wordt hier ook slim ingezet voor het ontwikkelen van de executieve functies van leerlingen. Iets dat op vmbo-scholen veel aandacht verdient. Sport is dan dus een middel om kinderen vaardiger te maken op andere vlakken.
Op het Stanislas stellen ze heel bewust de vraag: wat gebeurt er tijdens de lessen bewegingsonderwijs en hoe kan dat vertaald worden naar andere lessen en situaties? Dit wordt gecombineerd in het vak ‘Bewegen en leren’. “Toen onze school 8 jaar geleden begon met meer bewegen, hebben alle docenten een training metacognitief handelen gevolgd. Nu zijn bewegen en leren veel meer gekoppeld. Onderwerpen als druk zijn, nauwkeurigheid en impulsief gedrag komen allemaal terug in de sportlessen. En daardoor kunnen we er – samen met de leerlingen – ook op reflecteren bij de leervakken. "Kinderen herkennen dan beter bepaald gedrag bij zichzelf.”
Ook Kiemm koppelt bewust sport met executieve functies. “Elk sportonderdeel is gekoppeld aan een specifieke executieve functie. En met een werkgroep kijken we hoe we dat kunnen koppelen aan de andere vakken. Bijvoorbeeld omgaan met winst en verlies, maar ook plannen en organiseren.”
8. Zorg voor gelijke kansen
Iets anders dat veel vmbo-scholen typeert, is dat je er relatief veel leerlingen vindt uit midden- en lage inkomensgezinnen. Lang niet alle kinderen zijn lid van een sportvereniging, daar is vaak simpelweg geen geld voor. Toch zetten deze scholen zich in om hun leerlingen gelijke kansen te bieden.
Bij Campus 013 gaan ze daar ver in. “Bij ons komt 40% van de leerlingen uit gezinnen met de laagste inkomens. Maar álle kinderen mogen aan alles meedoen. We gaan met z’n allen naar de Efteling of naar het klimbos. We proberen slim alle mogelijke subsidiepotjes te benutten. En voor dit type leerlingen zijn nu eenmaal potjes beschikbaar. Door zo inclusief te zijn, krijgen we meer aanmeldingen. En dat levert weer nieuwe potjes op. Zakelijk, ja, maar dit levert veel mogelijkheden op voor de school!”
Inclusiviteit en gelijke kansen gelden ook voor de minder sportieve leerlingen. Zoals de vakleerkracht van het Stanislas uitlegt: “Op de academie leer je om kinderen te leren de perfecte salto te maken. Maar wat als leerlingen zeggen: nee, daar heb ik geen zin in? Ik was niet opgeleid in hoe ik daarmee om moest gaan. Terwijl je als vakleerkracht juist belangrijk bent voor leerlingen die minder vaardig of gemotiveerd zijn. Onze taak is álle leerlingen meenemen op hun eigen niveau.”
9. Stel een gemotiveerd team samen
Een laatste onmisbaar ingrediënt voor meer bewegen op het vmbo is een gemotiveerd team. Op de genomineerde scholen trekken een krachtige vaksectie en de directie samen de kar.
Belangrijk hierbij is beleid rond het aannemen van personeel. Het Stanislas kijkt bij het aannemen van nieuwe collega’s echt naar docenten die een rolmodel voor de leerlingen kunnen zijn. De visie van de school is hierbij leidend. En op Kiemm werven ze expliciet ‘pioniersgeesten’. Naast natuurlijk extra vakdocenten LO, zet deze school ook de rest van het team creatief in. Zo geeft een gewone docent de mountainbike-lessen.
Zoals de directeur van Da Vinci zegt: “Onze vaksectie heeft onvermoeibaar gelobbyd voor een sportprofiel voor onze school. Ze komen met een pleidooi voor meer uren sport, ze dienen een goed plan in en hebben gewoon een goed verhaal. Ik kan niet om ze heen. Vervolgens laten ze echt kwaliteit zien en gaan ze echt voor de kids.”