Bij bewegingsonderwijs in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs zijn sociale leerdoelen relatief belangrijker dan goed leren sporten en bewegen. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut.
Meer dan bij reguliere basisscholen wordt het bewegingsonderwijs in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs door vakleerkrachten gegeven. Schoolleiders in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs vinden goed leren sporten en bewegen belangrijk, maar duidelijk minder dan schoolleiders van reguliere scholen. Ze hechten relatief meer belang aan sociale vorming en goed met anderen leren omgaan.
Dit blijkt uit de 1-meting bewegingsonderwijs en sport in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs dat door het Mulier Instituut is uitgevoerd. In deze 1-meting is voor de tweede keer de stand van zaken van het bewegingsonderwijs en sport in de ogen van de schoolleiders in kaart gebracht.
Het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en praktijkonderwijs richt zich op kinderen en jongeren met bijzondere behoeften vanwege een beperking, omdat zij moeilijk lerend zijn of een gedragsprobleem hebben. In het bewegingsonderwijs aan deze kinderen worden andere accenten gelegd dan in het regulier onderwijs. De individuele aandacht voor leerlingen tijdens het bewegingsonderwijs is groot. Lessen worden aangepast aan mogelijkheden en niveau van de kinderen en er wordt verhoudingsgewijs veel motorische remedial teaching aangeboden. Wel moet vrij veel van de ingeroosterde lestijd worden besteed aan het verplaatsen en omkleden.
Ook bij scholen voor het praktijkonderwijs ligt het accent op sociale leerdoelen. Na het eerste leerjaar ebt de aandacht voor sport en bewegen binnen het praktijkonderwijs weg. Veel schoolleiders vinden de lestijd in de bovenbouw onvoldoende. Het extracurriculair sportaanbod is weinig regelmatig en bewegen en sport staat volgens de schoolleiders niet in het centrum van de aandacht.
Klik hier voor de rapportage ‘Bewegingsonderwijs en sport in het speciaal onderwijs’.