Op 31 maart vindt het onlinecongres Gezonde School plaats. Tijdens dat congres verzorgen Muriel Weltens, Gezonde school adviseur GGD Haaglanden, en Miriam Zwinkels-Broch, eigenaresse Beweeginspiratie, een workshop Bewegend Leren. Daarbij vertellen ze hoe zij scholen in Westland hebben ondersteund in het integreren van bewegend leren in hun lessen en krijgen deelnemers ook tips over hoe ze een automatiserings-les bewegend in kunnen richten.
Zwinkels startte als vakleerkracht bewegingsonderwijs drie jaar geleden met Bewegend leren Westland. Kinderen willen graag bewegen, maar niet altijd bleek daar ruimte voor tijdens de lessen op school. Ze stelde een groep samen met onder meer de GGD, een onderwijsdeskundige, collega vakleerkrachten en een ouder om zo de kennis te bundelen. Gezamenlijk doel was om leerlingen beweeglijker te laten zijn in en om de school, maar wel met aandacht voor en aansluitend op de huidige lesdoelen.
De projectgroep organiseerde een bijeenkomst voor alle schoolbesturen van het primair onderwijs in de gemeente Westland waarbij verschillende interventies werden voorgelegd. Uiteindelijk werd gekozen voor de methode Bewegen Werkt met praktische modules waarin zowel aandacht was voor de theorie – waarom is bewegend leren goed? – als voor het praktisch toepassen ervan.
Ervaringen
In het eerste jaar (2019/2020) leidde Bewegen Werkt zeven scholen hiervoor op, in het huidige jaar (2020/2021) volgden nog zeven scholen en inmiddels zijn er ook online trainingen geweest. De huidige groep scholen wordt getraind door Zwinkels, die inmiddels haar eigen bedrijf heeft opgestart voor dit doel: Beweeginspiratie.
In het eerste jaar werd uitvoerig met de scholen gesproken over hun ervaringen. Zwinkels: “Daaruit kwam naar voren dat elke school kijkt wat uit het programma past bij de school. Je ziet dat er nu scholen zijn die al heel ver zijn en waar bewegend leren dagelijks een normaal ritme is geworden maar ook scholen die aangeven het best lastig te vinden om bewegend leren regelmatig te laten terugkeren. Daarom blijven de scholen uit het eerste jaar ook volgen en begeleiden en vragen we ze waarmee we ze kunnen helpen. Dat werkt, want vijf van de zeven scholen uit het eerste jaar zijn nu structureel met bewegend leren bezig.”
Tempo en fasering
Weltens vult aan: “Dat het bij sommige scholen langzamer gaat, heeft te maken met factoren die in de school spelen. Bijvoorbeeld omdat werkgroepleden moeite hadden om het team geïnspireerd te krijgen, terwijl bij andere scholen soms het hele team er al vanaf het begin achter stond. Of omdat er door omstandigheden tijdelijk andere prioriteiten waren. Je hebt het echter echt over tempo en fasering, de aanpak op zich is op elke school aangeslagen. Voor mij is ook de kracht van dit programma dat gekeken wordt hoe het voor een school werkbaar is en dat er geen vastomlijnde methodiek is.”
Wat goed werkte, vertelt Weltens, was dat in het eerste jaar als voorwaarde was gesteld dat er per school drie teamleden de scholing moesten volgen: een leerkracht uit de onderbouw, een leerkracht uit de bovenbouw en een vakleerkracht: “Die combinatie maakte het heel sterk. De vakleerkracht schudde namelijk beweegsuggesties zo uit zijn mouw, terwijl dat voor een leerkracht soms juist lastig is.”
Zwinkels vertelt dat bij de opleiding wordt gewerkt met de train-de-trainer methodiek: “Wij leiden mensen op en die leiden op hun school weer nieuwe mensen op. Op die manier gaat het als olievlek nog verder rollen. De succesfactor is om de beweeginspirators in de school laagdrempelige handvatten te geven. De combinatie van de vakleerkracht en groepsleerkracht maakt het schoolbreed inzetbaar. Geweldig om te horen hoe enthousiast het werkveld reageert en ziet wat het met de leerlingen doet in de klas, in de school en op het schoolplein.”
Automatiseringslessen
Een belangrijk uitgangspunt van bewegend leren is dat het met name wordt toegepast in ‘automatiseringslessen’. Zwinkels: “Als de aangeboden stof te moeilijk wordt, kan het niet worden gecombineerd met bewegen, omdat leerlingen letterlijk stil gaan staan om te denken.” Toch kan er veel, benadrukt Weltens: “In het eerste jaar werkten de scholen toe naar een Beweegweek, waarin al het geleerde in de praktijk kon worden gebracht. Die week viel destijds samen met de Nationale Rekendag en de Buitenlesdag. Je zag toen dat voor die laatste dag ook andere vakken werden gebruikt, zoals bijvoorbeeld biologie of aardrijkskunde.”
“Als de aangeboden stof te moeilijk wordt, kan het niet worden gecombineerd met bewegen, omdat leerlingen letterlijk stil gaan staan om te denken.” - Miriam Zwinkels-Broch
Volgens Weltens is daarom een ander belangrijk uitgangspunt dat er niet allerlei materiaal beschikbaar wordt gesteld. “Het gaat er veel meer om dat je als leerkracht leert je les anders vorm te geven. De aanpak kan daarom in principe zonder kostbare materialen worden toegepast.”
Effecten
Op een van de zeven scholen onderzocht een LO-stagiaire in het eerste jaar in groep acht het effect van bewegend leren op kinderen. “Daarbij werd gekeken naar didactische doelen, maar ook naar het sociaal-emotioneel effect. Een van de uitkomsten was dat kinderen er nu zelf om vragen en bewegend leren missen als dit even niet wordt toegepast. Leerkrachten op hun beurt merken dat klassen rustiger zijn. Ze gooien er nu soms een beweegles in om de aandacht van leerlingen terug te krijgen, terwijl ze voorheen dachten dat beweeglessen de groep juist onrustiger zou maken.”
"Leerkrachten gooien er nu soms een beweegles in om de aandacht van leerlingen terug te krijgen, terwijl ze voorheen dachten dat beweeglessen de groep juist onrustiger zou maken.” - Muriel Weltens
In het tweede jaar is Westland mee gaan doen aan een onderzoek dat loopt vanuit de Hogeschool Amsterdam. “Vanuit het lectoraat BIOS (Bewegen in en om de school) is een landelijk onderzoek gestart naar de stand van zaken rond bewegend leren.”
Zwinkels wijst erop dat effecten gedeeltelijk meetbaar zijn. “Je kunt niet zeggen dat een leerling door bewegend leren hogere cijfers haalt. Wel horen we van leerkrachten terug dat leerlingen zich beter kunnen focussen door bewegend leren en dat dat tot hogere cijfers leidt. Ook het plezier in leren is een zichtbaar effect. Leerlingen zien het als spelletjes met behoud van het lesdoel en het zorgt voor vrolijke leerlingen en een vrolijke leerkracht. Een indirect verband – als je kijkt naar zaken als motivatie, concentratie, betrokkenheid – is er dus wel.”
Wie je meer weten? Volg dan het Bewegend leren event (online) op 19 mei van 13.00-16.15 uur. Kijk op www.bewegendleren-event.nl en doe mee!