Het aanbod van meetinstrumenten om motorische vaardigheden te meten bij jonge kinderen is groot en divers. Een ideaal instrument bestaat echter niet. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut. De selectie van een instrument is namelijk afhankelijk van wat men precies wil bereiken met de meting (bijvoorbeeld screenen of monitoren/bijhouden van ontwikkeling) en van de mate waarin het instrument aansluit bij de specifieke behoeftes van de setting waarin het instrument gebruikt gaat worden (bijvoorbeeld dat het niet te veel tijd mag kosten of dat van tevoren uitgebreide training nodig is). De bestaande instrumenten voldoen in grote lijnen aan deze behoeftes maar er bestaat wel ruimte voor verbetering.
Enkele andere bevindingen uit het onderzoek zijn:
Aanbevolen wordt dat binnen de jeugdgezondheidszorg wordt ingezet op het verder onderzoeken van de betrouwbaarheid en de doorontwikkeling van de huidige meetinstrumenten. Binnen de kinderopvang zou de aandacht moeten uitgaan naar het opstellen van richtlijnen op het gebied van motorische vaardigheden en hier aandacht aan besteden in de opleiding tot pedagogisch medewerker. In de rapportage worden 95 meetinstrumenten genoemd, die voldoen aan vier door de onderzoekers opgestelde criteria:
Van deze 95 zijn 27 instrumenten in Nederland (of in het Nederlands) beschikbaar. Bij alle 95 instrumenten ligt de leeftijd van de doelgroep tussen de 0 en de 4 jaar. Hiervan zijn 24 instrumenten specifiek gericht op baby’s en/of dreumesen (0 tot 2 jarigen), 27 instrumenten hebben peuters/kleuters als doelgroep (2 tot 4 jarigen) en 44 instrumenten zijn gericht op de beide doelgroepen.
Klik hier voor de rapportage ‘Meetinstrumenten voor motorische vaardigheden bij 0- tot 4-jarigen. Een overzicht en de meest belangrijke eigenschappen’.